Potosí

16 februari 2014 - Potosí, Bolivia

Potosí is een hoogtepunt. Letterlijk, want het is de hoogst gelegen stad ter wereld. De stad ligt op 4090 meter hoogte. Inmiddels zijn we goed gewend aan de hoogte en voelen we ons allebei weer helemaal fit.

In Uyuni hadden we op de valreep een hostel in Potosí geboekt via internet. Helaas waren we de naam van het hostel vergeten te noteren. Omdat het busstation niet in het centrum ligt, besloten we een taxi te delen met twee Canadezen naar het centrale plein van de stad. De Canadezen hadden nog geen hostel gevonden, dus liepen we vrolijk met elkaar de stad in. Zij op zoek naar een hostel en wij op zoek naar een internetcafé om na te gaan welk hostel we geboekt hadden. Het tweede hostel wat zij binnenliepen leek wel erg veel op de foto’s die we op internet gezien hadden, van het door ons geboekte hostel. Bij de receptie bleken ze onze namen te kennen. We boekten vlug onze kamer om van een 10-persoons slaapkamer voor 9 euro per nacht, naar een gezellige tweepersoonskamer voor 11 euro per nacht. Daarna meteen al onze kleding voor 3 euro laten wassen en drogen, in de woestijn hadden we immers behoorlijk gezweet. Volgens kwamen we toevallig in het hostel Benjamin, Katy en Uwe tegen, die we hiervoor in Uyuni hadden ontmoet. ’s Avonds hadden we met z’n zevenen (met de 2 Canadezen erbij) voor 25 euro een 4-gangen menu gegeten.

’s Ochtends moesten we vroeg uit de veren, omdat we naar de zilvermijnen gingen.
Van de gids kregen we de juiste uitrusting, zodat onze kleren niet vies zouden worden. De helm van Charlotte was te groot, zodat het continu van haar hoofd af viel. Voordat we bij de mijnen kwamen, bezochten we een mijnwerkerswinkel. Hier verkochten ze alle gereedschappen en producten om in de mijnen te kunnen werken. We kregen meteen een staaf dynamiet, een aansteeklont, ontsteking en een zak kaliumnitraat in onze handen gedrukt. De gids liet zien dat dynamiet niet gevaarlijk is zonder een goede ontsteker. Dit door het explosief als een Cubaanse sigaar aan te steken. In deze winkel kochten we iets te drinken voor de mijnwerkers. In de mijn waar we in gingen, wordt zilver, zink, lood en tin gedolven. De gids, die zelf ook tien jaar in deze mijn gewerkt heeft, liet ons de verschillende mineralen in de rotsen zien. Sommige waren erg gevaarlijk: arsenicum en verschillende metaaloxides. Andere weer heel exotisch. De gids vertelde ons van groen mineraal: Kryptonite, maar dat zou wel heel exotisch zijn :- ). De route door de mijn zou in Nederland voor toeristen nooit zijn opengesteld. Soms langs een glibberige afgrond, dan weer door een smalle doorgang naar boven klauteren, waarbij je je aan de kabels en leidingen omhoog moest hijsen. Behoorlijk spannend natuurlijk. We realiseerde ons wel dat de mijnwerkers hier een zwaar leven hebben in deze ondergrondse omgeving. Na drie kwartier klauteren, kwamen we een groep mijnwerkers tegen. Met een grote hamer verbrijzelde één van hen grote stukken steen. Andere duwden een volle mijnkar voor zich uit. We kwamen precies op het tijdstip dat de mijnwerkers een rots wilden opblazen. Een uitgebreide uitleg over het gebruik van dynamiet volgde. We kunnen nu zelf ook aan de slag, Potosí is trouwens de enige plaats ter wereld waar dynamiet vrij te koop is. Erik denk dat hij hier wel een vuurwerkwinkeltje kan beginnen. We mochten blijven tot de lont was aangestoken, er was immers wel een minuut de tijd om ons naar een veilige omgeving te verplaatsen. Rennen dus… De ontploffing was erg mooi. Nog mooier was dat er nog een tweede ontploffing volgde, waar we overigens niet over geïnformeerd waren. Omdat we in een veilige grot zaten, op voldoende afstand van de explosie, waren we veilig.

De mijnwerkers realiseren dat het werk gevaarlijk is, de meeste van hen worden niet ouder dan 40 jaar. Sommigen werken al vanaf hun tiende, al is de minimumleeftijd tegenwoordig officieel op 18 jaar gesteld. Jongere mogen wel werken als assistent, wat wellicht betekent dat zij de zware en vieze klusjes mogen opknappen. Alle mijnwerkers hebben een dubbele godsdienst. Buiten de mijn zijn zij katholiek. In de mijn geloven ze in El Tio. Dit is een duivelse God van de bergen en de mijnen, die door de mijnwerkers met offers te vriend gehouden moet worden. El Tio wordt uitgebeeld als een grote mannelijke gedaante, soms compleet met erectie en een fles drank bij de hand. De mijnwerkers offeren cocabladeren, sigaretten en alcohol aan het beeld. Voordat de mijn betreden wordt, giet iedere mijnwerker twee scheuten drank op de grond: één voor El Tio en één voor Moeder Aarde. De derde scheut verdwijnt in de keel van de dorstige mijnwerker. Voor de ontsteking van het dynamiet volgde eenzelfde ritueel, waarbij ook de toeristen van het zelfgebrouwde drankje mochten proeven. Er heerst een gezellige sfeer onder de mijnwerkers, of dit iets met hun drinkgewoonte en het voortdurend kauwen op de cocabladeren te maken heeft, weten we natuurlijk niet. Het leven in de mijnen is erg ongezond, ook door de stofdamp die na explosies wel een dag kan blijven hangen. Wij voelden ons na twee ondergrondse uren al enorm vies. De avond voordat we de mijn bezochten, kregen we in het hostel een film te zien over het leven in en rond de zilvermijnen. Willen jullie ook een goede indruk krijgen, dan raden we jullie deze documentaire zeker aan: The Devil’s Miner.

Carnaval de Mineros

Van Johnny, onze gids tijdens het bezoek aan de mijnen, hoorden we dat het aankomende zaterdag en zondag het carnaval van de mijnwerkers is in Potosí. We hebben een aantal nachten bijgeboekt in het prettige koloniale hostel waarin we verblijven, om dit kleurrijke feest te kunnen meemaken. Met een stadsbusje werden we tot een aantal straten van de feestelijkheden gebracht. We kwamen steeds meer vrolijk uitgedoste Bolivianen tegen, op weg naar de straat waar de parade plaats zou gaan vinden. Onderweg werden zoveel poncho’s en paraplus verkocht, dat we veronderstelden dat de mensen hier op zijn minst een extreme wolkbreuk verwachtten. Dat de verkoop een heel andere insteek had, zouden we snel ondervinden… We waren inmiddels precies op tijd aangekomen op de feeststraat. Door twee verslaggevers van de Boliviaanse televisie werden we voor de camera uitgenodigd om een paar typische verslaggevers vragen te beantwoorden. Ze vonden het heel leuk dat we helemaal uit Nederland zijn gekomen om dit bijzondere mijnwerkersfeest mee te vieren. Tijdens de rest van de dag hebben we zeker vijf keer door de luidsprekers gehoord dat er ook bezoekers uit Nederland aanwezig zijn. Ook gasten uit de Verenigde Staten, dat was het gezin wat we twee dagen geleden in het bekende museum ‘Casa Nacional de Moneda’ zijn tegengekomen. In dit 16e eeuwse gebouw, werden de eerste Boliviaanse munten geslagen. Een expositie van meer dan 3000 mineralen en een aantal Boliviaanse schilderijen was ook zeker de moeite van het bezoek waard. Jammer dat de gids in een razend tempo de verschillende ruimtes met ons doorliep. Het tempo tijdens het mijnwerkerscarnaval lag gelukkig een stuk lager. Langzaam passeerden de verschillende groepen muziekanten, dansers en mijnwerkers. Ze waren allemaal prachtig uitgedost, in alle kleuren van de regenboog. De band speelde voortdurend hetzelfde deuntje, waarop de dansers en mijnwerkers hun danspassen uitvoerden. De mijnwerkers waren in hun werkkleding, compleet uitgerust met helm, hoofdlamp, hamer, beitel en dynamiet. De danspassen zijn ontleend aan de manier van bewegen en werken in de mijnen. Er werd regelmatig en op het ritme van de muziek, in de lucht met de hamer op de beitel geslagen. Vanaf de berg werd regelmatig dynamiet afgestoken, soms wel tien explosies achter elkaar. Het kwam ook regelmatig voor dat bandleden of mijnwerkers met ons op de foto wilden, of zelf een dansje wilden maken. Gezien een groot aantal mijnwerkers om 11.00 uur al straalbezopen was, hebben we zo nu en dan gepast voor het vriendelijke aanbod.  We moesten dan ook goed zoeken om ons favoriete drankje langs de weg te kunnen kopen: water! Gelukkig zijn er meer mensen die daar in de ochtend van houden. Wellicht niet altijd in de manier waarop wij het zouden verwachten. Hier komen we even terug op de verkoop van poncho’s en paraplus. Het is tijdens het mijnwerkerscarnaval klaarblijkelijk de gewoonte om elkaar met waterballonnen te bekogelen. Heeeel veeeel waterbalonnen. We merkten nu ook dat om de tien meter een klein babybadje stond van waaruit waterballonnen verkocht werden. Families werkten efficiënt samen om zo veel mogelijk ballonnetjes met water te vullen en te verkopen. Ook worden spuitbussen met schuim gebruikt om elkaar te belagen. Nadat wij plots geraakt werden door zo’n nat projectiel, konden we niet achterblijven. Snel kochten we onze eerste vijf waterballonnen voor 1 Boliviano (ongeveer 10 eurocent). In het begin hielp dit, we konden ons ineens verdedigen. Later op de dag durfden steeds meer kwajongens, maar ook (jaa dat verwachtten wij ook niet) oude omaatjes ons te bekogelen. De oude in klederdracht gehulde dames gebruiken de volgende tactiek: ze staan naast een leeftijdgenoot zogenaamd naar het carnaval te kijken. Om de schouder een oudbollige handtas, waarin zij hun voorraad waterballonnen koesteren. Zodra ze hun doel gevonden hebben, grissen ze een waterballon uit de tas, om die met een pisboog richting het slachtoffer te gooien. Deze nietsvermoedende passant kan zich natuurlijk niet voorstellen dat de waterballon afkomstig is van de grijze, gevlochten paardenstaart dragende dame. Ja we hebben ons er ook een paar keer door laten verrassen… Erik is zelfs in een heus watergevecht geraakt, waarbij in een mum van tijd de hele straat betrokken raakte. De foto spreekt hierbij voor zich… Na dit water en schuimballet werden we door een omstander geattendeerd dat we wat kleingeld waren verloren. We bedankten het meisje hartelijk, om er vervolgens achter te komen dat al het kleingeld nog gewoon in onze broekzakken zat. De mensen zijn vaak heel vriendelijk. We merken wel dat Bolivianen iets afstandelijker, of eigenlijk verlegener zijn dan Argentijnen en Chilenen. Tijdens dit feest merkten we wel dat we wat dichter bij de bevolking konden staan en we soms ook werden aangesproken. Ze zijn nieuwsgierig waar je vandaan komt en wat je van Bolivia vindt. De kinderen vinden het vooral leuk om een watergevecht te houden. Na een feestelijke, kleurrijke en natte dag keerden we voldaan terug naar ons hostel; tijd voor een warme douche!

Foto’s

5 Reacties

  1. Gerda & Harmen:
    25 februari 2014
    Ha Erik en Charlotte,

    Klinkt allemaal weer erg feestelijk! Het was weer een topverhaal! Op dit moment liggen jullie nog lekker te slapen (hoop ik)! Een fijne dag vandaag!
  2. Oom Rien:
    25 februari 2014
    Gelezen en foto's bekeken.
  3. T Marieke en O Rob:
    3 maart 2014
    Ha Erik en Charlotte,
    Dit is met recht wat je noemt een "knalverhaal" .
    Charlotte, let je op dat Erik niet te veel meeneemt?
    Hart grt / geniet en pas goed op elkaar.
    MaPa
  4. T Ellen:
    4 maart 2014
    klinkt allemaal erg feestelijk en kleurrijk, en gezien die landen zal het ook heel heel vrolijk zijn. gelukkig dat jullie ook nog serieuze dingen doen om de balans erin te houden....ja hard werken he die mijn werkers!
    groet! Ellen
  5. T Ellen:
    4 maart 2014
    oh reactie bij vorige hoorde bij dit verhaal:-)